“Weet je al wat je morgen gaat doen? En wat je gaat eten? En hoe laat je uit bed komt?”
(Rustig aan. Dit zijn al drie vragen. Twee teveel. Een voor een is beter. En dan na elke vraag even een paar minuten wachten zodat zij er over na kan denken.)
(Maar zoveel tijd heb ik niet. Ik moet nog rapporteren. Ik wil graag die andere klus nog even afronden. En heb je m’n takenlijst gezien? Die hoeft niet helemaal af, maar het zou fijn zijn als de meest urgente dingen zijn weggewerk. En o ja, ik moet ook nog wat mailtjes beantwoorden.)
En dan te bedenken dat deze vragen, ook voor A., die gerekend wordt tot de groep kwetsbare mensen met beperkte cognitieve vaardigheden, nog relatief eenvoudig zijn. Een veel moeilijkere vraag voor haar is: Hoe gaat het met je? Zeker als het niet zo lekker gaat. Het kost tijd om alle gevoelens en gedachten enigszins te ordenen (als dat al lukt) en er woorden aan te geven. Eigenlijk moet je, als je deze vraag stelt, een minuut of tien gaan zitten. Misschien nog wel langer. En je moet bereid zijn om een substantieel gedeelte van die tijd stilte te verduren. Gewoon, omdat A. moet nadenken, en dat doet omdat jij er bent en er naar vraagt, maar totaal in verwarring raakt als je nog meer vraagt of dingen zegt.
Het punt is: die tijd is er vaak niet. Je hebt het druk. En als je het al even rustig hebt, blijkt je lijf zo geconditioneerd te zijn dat je onrustig wordt van het stilzitten en weer aan de slag wilt. Je leeft onder het regime van efficiëntie, zoveel is duidelijk: je moet, en wilt door, en het liefst zo snel mogelijk. Tijd is geld, of is op z’n minst schaars en beperkt en moet dus goed benut worden.
Onze cultuur is, in de woorden van de cultuurfilosoof Tomlinson, een ‘culture of speed’, een cultuur van snelheid. We hebben in de loop van de moderne tijd bedacht dat snelheid goed is en dat dingen beter worden als ze sneller gaan en efficiënter gedaan worden: er moeten, met andere woorden, meer dingen in minder tijd.
Echter, de zorg staat of valt nog altijd met goed menselijk contact, en goed menselijk contact laat zich niet zo gemakkelijk in termen van efficiëntie vangen – omdat goed menselijk contact niet altijd efficiënt is, zeker niet als dat contact gezocht wordt met mensen die vanwege hun cognitieve beperkingen überhaupt al moeite hebben om ‘bij te blijven’. Voor goed menselijk contact – en hier volgen een aantal handelingen die zich moeilijk laten rapporteren – moet je soms even rustig gaan zitten. Even de tijd nemen. Even wachten totdat iemand zijn of haar gedachten wat onder woorden kan brengen of dingen even kan laten bezinken. Het even uithouden met iemand. Even een bak thee drinken met iemand. Iemand even uit laten huilen. En dat ‘even’ moet hier eigenlijk steeds weggehaald worden – goed menselijk contact vraagt tijd en aandacht, twee zaken die in deze op versnelling gerichte cultuur schaars zijn geworden.
“Goed menselijk contact laat zich niet altijd in termen van efficiëntie vangen”
Ziehier de paradox van een zorgsector die goede zorg, die lang niet altijd gediend is bij versnelling, hoog in het vaandel wil houden, maar tegelijkertijd aangeduid wordt als sector, waarin tijd geld is en ‘goed’ sterk gedefinieerd wordt in termen van efficiëntie en effectiviteit. Maar wat prima toegepast kan worden op technologie en bedrijfsmatige processen, laat zich misschien wat minder goed toepassen op mensen en op menselijk contact. En als je het al toepast op menselijk contact, kun je er gif op innemen dat dat menselijk contact verarmt en verschraalt.
Goede zorg vraagt aandacht en tijd. Met echte aandacht en het hebben van tijd creëer je momenten die onbetaalbaar zijn – en helaas, in het huidige zorgklimaat, onbetaalbaar in de dubbele zin van het woord.